Hoe een zandhagedis je planning in de war kan schoppen…
- Suzanne Tóth-Pál

- 9 mei
- 4 minuten om te lezen
Mijn weekplanning is altijd minutieus gepland. Elke zondag verdeel ik mijn tijd tussen 28 uur werken, “kleine man- en kookduties” en tenslotte tijd voor mezelf. Per werkdag kijk ik dan ook weer wat er die dag gebeuren moet of mag (ik maak tegenwoordig wishlists in plaats van ‘to do’ lijstjes: dan is de druk vooraf minder heftig en ben ik naderhand minder streng naar mezelf).
De keuze hoe ik mijn me-time in zou willen richten is reuze: 100.000 blogideeën, die hier vast een keer gaan verschijnen, maar die nu nog sluimeren in mijn koppie. Interviews, nu met Mien Ruys, andere in de pijplijn. Tekenen. Lezen. Noem maar op.
Daarnaast vind ik sporten echt belangrijk. En daarom wil ik doordeweeks ook twee keer overdag hardlopen. Dat wordt dan berekend ingepast in de rest van de dag: omkleden kost zo’n 10 minuten, mijn vaste rondje 30 minuten, douchen en aankleden samen 15. Vaak luistert het schema nauw. Zo ook vandaag. Ik had een perfecte planning van werken, hollen, en daarna nog precies een heel uur, lees 60 hele minuten, voor mezelf.
Ik ren vaak hetzelfde rondje, precies 5 km en een overzichtelijke rechthoekige ronde. Via huis Kernhem loop ik naar de spoorwegovergang bij de Pieter Maris scouting. Dan naar links de Wildzoom op, naar de Zonneoordlaan, waar ik linksaf de spoorbaan over ga, weer links naar de Doesburgermolenweg waarna ik rechtdoor Kernhem weer induik om via daar naar huis te hollen.
Als ik de Wildzoom in sla kom ik na het terrein van Liander, waar een paar jaar geleden koeien liepen, en wat nu onbegraasd is grasland was. Ineens zie ik, terwijl ik erlangs ren, dat het grasveld omgetoverd is in een enorm kraterveld: om de paar meter zijn ronde gaten gemaakt met wit zand, en het lijkt alsof het grasveld “omgescooped” is waardoor er achter de wit zand krater een bult is ontstaan van bruiner zand. Daarop zijn dan weer boomstronken geplaatst. Wat is er hier gebeurd?!

Ik zie een meneer de hoek om komen vanaf het zandpad vanuit het bos. Ik vraag hem of hij weet wat het is. Hij kijkt verbaasd om zich heen: hij heeft hij al zeker 200 meter gelopen op het pad dat het grasland met de nieuwe kraters doorsnijdt en hij heeft het eigenlijk helemaal niet gezien. Nee, hij weet het ook niet, geen idee. Hij haakt wel aan op mijn hardlopen, en vertelt dat hij ook altijd zo van hardlopen hield. Maar nu kan het niet meer. Iets met zijn knie. Hij vertelt: “Ik was vroeger een goed nationaal badmintonner, deed het echt met passie. Dat hardlopen had ik nodig om het badmintonnen vol te houden. Vaak rende ik voordat mijn werkdag begon, en als ik dan vervolgens gedoucht en wel op werk aankwam, was ik helemaal vrolijk en vol goede energie van het rennen terwijl al mijn collega’s suf en duf achter hun bureautje zaten.” En dan merkte hij nog maar eens temeer hoeveel energie het hem gaf, dat rennen. Ik kon dat alleen maar beamen; als ik eens een slechte (werk-)dag heb, weet ik dat rennen mij helpt. Soms weet ik ook een manier om het op zo’n moment toch weer uit te stellen, en heb ik naderhand vaak spijt dat ik niet eerder gegaan ben. Als ik gegaan ben áls ik dan gegaan ben, voel ik me altijd frisser. Het is altijd goed. De meneer en nemen afscheid “wellicht tot een andere keer.” Want ik loop hier vaker, en hij laat hier vaker de hond van zijn zoon en schoondochter uit – een kadootje voor hem, want hij is dan lekker twee uurtjes op pad. En zoon en schoondochter hebben allebei drukke banen en hij vindt het heerlijk. Lekker lopen. En hij zat lekker in zijn bolletje - want hij zag mooi die enorme kraters niet…
Als ik wegren, vraagt hij nog even waarom ik op het asfalt ren, en niet op het zand. Zand is veel beter voor je knieën. Ik hoor de grote man daar praten want die adviseert dat ook. Ik neem het advies ter harte en ik ren verder op het zandpad, met in mijn achterhoofd het voorrecht dat mijn knieën het nog wel doen – en ik dat nog even zo wil houden.
Ik besluit eens niet mijn normale rondje te doen, maar naar het bos te gaan. Ik heb ineens meer zin in bos dan asfalt. Ik sla dus aan het einde van de Wildzoom af naar rechts in plaats van links, en duik verderop rechts het bos weer terug in. Op een kruispunt van twee bosweggetjes zie een paar auto’s en werktuigen aan het einde van het pad links. Ik besluit eens even polshoogte te gaan nemen. Ik ben natuurlijk toch wel heel nieuwsgierig naar die hopen (of kraters – hoe je het maar ziet). Ik vraag of de mannen die net aan het lunchen zijn of zij weten wat het is. “Ja hoor: het is voor de zandhagedis.” Die zitten nu elders in Ede langs het spoor, maar op die plek gaan andere spoorgerelateerde dingen gebeuren, en daarom worden ze hier “ge-her-stationeerd”. Ze zitten hier trouwens ook al gewoon op de Wildzoom langs het spoor, en zou fijn zijn als ze meer het grasland in zouden trekken.

Het zand blijkt om op te warmen, het grasland om voer te vinden, en de boomstronken zijn om in te schuilen en slapen.
Ik bedank hen voor de info en ren verder. Ik merk hoe enthousiast ik me voel. Hoeveel energie me zo’n ervaring eigenlijk geeft. Mijn planning met een uur me-time na het hollen totaal mislukt, maar ik voel dat me dat totaal niet deert.





Opmerkingen