Interview - Tuinontwerper Piet Oudolf: "Je mag fouten maken."
- Suzanne Tóth-Pál

- 15 mrt 2024
- 11 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 27 sep
Dit interview is eerder geplaatst in Blad #35, het blad van tuinpark Nieuw Vredelust.
Tenzij anders vermeld komen de beelden bij dit artikel uit de boeken Oudolf | Hummelo en Piet Oudolf aan het werk, uitgegeven door HL Book en verkrijgbaar bij de boekhandel
Piet Oudolf: wereldberoemd, internationaal bekroond tuinontwerper: zijn tuinontwerpen worden veel gevraagd in vele landen. Ik spreek hem via zoom als hij even in Nederland is, twee maanden thuis tussen reizen naar nieuwe en oude tuinen en parken in.

Ik begin met ‘n “We zijn vereerd, nogmaals dank!” Hij bekent dat hij soms echt weerstand voelt bij het geven van interviews, vooral als de interviewende partij onwetend is. Of groen ineens als nieuw en ’n must ziet. En dan is het natuurlijk een logisch gevolg Piet te interviewen – omdat hij nu eenmaal zo goed is in zijn vakgebied, en je eigenlijk niet om hem heen kunt. Dat soort gesprekken staan hem tegen.
Dat legt de lat gelijk hoog; heb ik wel de goede vragen? En alhoewel ik me natuurlijk in zijn werk en achtergrond heb ingelezen, heb ik wel liefde voor groen (vooral op macroniveau) maar heb ik er voldoende verstand van? Het tuinontwerp en onderhoud laat ik vaak aan mijn vriend Arthur over - ik geniet meer passief van mijn tuin, word er zen van en ik laat me verrassen.
"Vroeger had iedereen wel 'n tuin waar dan bloemen instonden"
Gelukkig heb ik een goede binnenkomer en een brug naar Nieuw Vredelust: zijn tante had een volkstuin waar hij af en toe werkte. Maar ai.., daar blijkt niets van waar. “Nee… ik heb geen tuinierende tante… Ja, een oma die bloemen had in haar tuin. En mijn moeder zorgde in mijn jeugd voor de tuin, maar vroeger had iedereen wel een tuin, waar dan bloemen in stonden. Die werd dan gewoon bijgehouden en dat was het. Mijn ouders hadden een café restaurant en daar waren ze vooral mee bezig.”

Piet Oudolf wordt ook wel een laatbloeier genoemd. Lang heeft hij erover gedaan om zijn beroep te vinden, verschillende metiers geprobeerd; zijn passie niet gevonden. Totdat hij ineens een vakantiebaantje kreeg bij ’n tuincentrum. En daarna een gelijksoortig baantje en toen poef daar was het: dat speciale gevoel dat je weet ‘dit is het!’.
Hij vergaarde zijn kennis door boeken te lezen. Hij merkt op: “Ja, ik heb inderdaad heel veel boeken verslonden. Dat is normaal, vind ik, als je ineens gedreven bent op iets. Ik wilde me volzuigen. Ik zag het als een inhaalslag en wilde me alles eigen maken. Ik wil altijd dat doen waar ik goed in ben, en er alles van weten.”
Wil je die kennis weer delen door het schrijven van boeken waardoor andere mensen zich ook weer vol kunnen zuigen? Hij antwoordt: “Van nature houd ik ervan te geven wat niets kost. Dus ja, vanuit dat oogpunt houd ik van delen.
Trouwens, ik heb natuurlijk niets zelf geschreven. Van schrijven houd ik niet, schrijven kost me veel moeite. Ik heb er een enorme hekel aan als iets wat ik doe, niet goed genoeg is. Ik wil nooit iets ondermaats doen.
En toen, in de jaren tachtig kwam ik Henk Gerritsen tegen, die wel kon schrijven, en samen hebben we een paar boeken uitgegeven. Sowieso was het een goede match: zijn achtergrond zat in de wilde planten; en ik kwam uit een tuincultuur. Toen hadden tuinen nog een heel mooi esthetisch beeld, en waren tuinen nog heel gelikt, heel mooi. Henk leerde mij vaste/ wilde planten kennen, die niet zo algemeen waren, die een wildere oorsprong hadden. We spraken samen over hoe het dan zat, waarom wilde planten mooi waren, hoe ze werden gebruikt. Ik was net op ’n punt beland waarin ik wilde ontsnappen aan de dogmatische cultuur, de regels, het moeten voldoen, de perfecte staat. Ik was juist op zoek naar spontaniteit, een eigen stijl, en daarin kwamen we elkaar erg tegen. Ik heb veel geleerd van hem en zijn achtergrond.
Ik begon met het weghalen van de focus op algemene planten en ik plaatste planten tussen al bestaande planten. Ik probeerde het karakter van de border te veranderen: het integreren van planten en grassen die er wild uitzagen maar het niet waren, en die zich goed ‘gedragen’. Dat is wel het natuurlijk tuinieren waar ik van houd: Een tuin die er wild uitziet, maar die zich gedraagt. Je kunt er controle op uitoefenen, anders dan in de ‘echte’ natuur. Als je niets doet, wordt het een wildernis, dus je moet (precies op het juiste moment!) ingrijpen als het nodig is. Ik werk graag op die grens van wild zijn/ controle gebruiken. Wilde planten gebruiken, en daartussen een evenwicht creëren. En dan moet je de tuin zijn werk laten doen en in de gaten houden.

"Wilde planten gebruiken, en daartussen een evenwicht creëren."
Je moet er natuurlijk wel op letten dat er geen onkruid of vreemde dingen tussen zitten. Na een aantal jaren ga je dan kijken waar er dingen mis gaan. Tuinieren is voor mij echt sturen naar de toekomst. Als je planten aan het uitkiezen bent moet je zorgen dat er ‘n goed evenwicht zit tussen wat korter en langer blijft bestaan – de variëteit divers. Planten hebben een bepaalde tijd in de toekomst: lavendel heeft natuurlijk geen toekomst van 20 jaar, maar andere planten daarentegen hebben wél een langere levensduur. Je bekijkt op grotere schaal wat er is, en hoe lang dat zal blijven, waarbij je in de gaten houdt, dat niet teveel tegelijk wegvalt. Er zijn niet ontzettend veel planten die een heel lang leven hebben, dus dat beperkt het palet. Ik heb ruim dertig jaar gewerkt dus inmiddels weet ik wel hoe het in elkaar zit.
Een ontwerp moet op ‘n langere termijn goed zijn en een signatuur hebben; niet een verzameling planten die er alleen maar leuk uit ziet. Ik vind de bloeitijd van planten ondergeschikt aan andere kenmerken van ’n plant. Dit in tegenstelling tot veel mensen die planten eigenlijk alleen maar uitzoeken op hun bloemen en bloeitijd. Ik vind de transformatie van ’n plant over de seizoenen heen erg van belang. En elk seizoen heeft zijn eigen kwaliteit. Er zit ook een verschil tussen mooi, en wat moet werken.” Piet zegt dit met zo’n stelligheid dat ik het gevoel krijg dat hij ‘mooi’ een lekentaal opmerking vond.

"Ik vind de transformatie van 'n plant over de seizoenen erg van belang; elk seizoen heeft zijn eigen kwaliteit."
Hoe begin je aan een ontwerp?
“Het ligt eraan of er al planten staan. Dan werk je daar omheen. Als het een leeg canvas is, dan breng je groot/ klein/ stads/ buiten/ kantoor/ huis/ gebouw/ boerderij in kaart. Die facetten bepalen wat je moet doen. Ook: is er sprake van oudbouw/ nieuwbouw/ moet er een schuur, een terras komen? Wat is de gezinssamenstelling, zijn er kinderen, wat zijn de wensen van de gebruiker, kan ‘ie omgaan met planten, wil hij veel tijd aan de tuin besteden? Daarbinnen is dan ‘n een aantrekkelijk palet aan mogelijkheden.” En als dit allemaal duidelijk is, begint Piet Oudolf aan zijn ontwerp. Hoe dan ook: het wordt altijd een ontwerp met een houdbaarheid voor de langere termijn. Hij is daarover ook altijd erg duidelijk tegen klanten, en geeft ze mee: dit jaar is ‘het’ er nog niet. Het is echt een ouderwets concept dat een tuin meteen goed moet zijn. En Piet doet dat gewoon niet, zegt hij met stelligheid. Het gaat om de toekomst. Prima als de eigenaar van de tuin voor het eerste jaar wat eenjarige bloeiers wil neerzetten. Maar een Piet Oudolf tuin wordt op de toekomst gemaakt. En eigenlijk accepteren al zijn klanten dat.

Schets voor The High Line - New York
Hij werkt samen met landschapsarchitecten, veel met bijv de Deltavormgroep. Zij gaan dan mee naar opdrachtgevers. Zij doen het technische stuk, de technische uitwerking. Zelf doet hij het masterplan, als dat er niet al is. Wat echt belangrijk is, is dat zijn stuk afgeschermd is van alle andere meewerkende partijen. Natuurlijk is er wel overleg, onder andere over materiaal. Maar hij verlangt absolute vrijheid, van iedereen – ook als er architecten in ’t spel zijn, die de verantwoordelijkheid hebben van het ‘hoofdontwerp’.
Piet probeert om de twee jaar een rondje lang zijn tuinen te maken om te kijken hoe ze er bij staan. “Ik was laatst nog in Engeland, en ik heb de tuin van het Vitra Design Museum in Weil am Rhein (Duitsland), bezocht, en daar in de buurt nog een privétuin. Ook was ik weer in Detroit, in de Oudolf Garden Detroit op het Belle Isle. De tuin lag er zeer goed bij, dankzij een bevlogen groep mensen die, geholpen door vrijwilligers, het onderhoud doet.

Oudolf is de afgelopen tijd druk met de tuin van het Vandalorum, een museum dat prominente, eigentijdse binnenlandse en Zweedse designers en artiesten toont. Hij praat er vol vuur over – en ik zie zijn betrokkenheid. Het gaat hem niet alleen over de heerlijke tuin, maar ook over de mensen en de sfeer van het museum.
Het is extra leuk dat Arthur en ik zijn er ook geweest toen er nog geen tuin was, en we waren net als Piet dol op de plek; het is een fijn museum, met een fijne sfeer. Heel menselijk, en kunstzinnig.
“De kunst in de tuin is er ook mooi. Vroeger was er zo’n hele grote kille parkeerplaats, en er staat nu beplanting tussen de parkeerplaats en het museum – zo fijn. Er is 8 hectare grond. Ik was al eens
Tuin van Piet Oudolf horend bij het Vandalorum
Foto: John Nelander/ Vandalorum
gevraagd jaren geleden, maar toen was ik veel te druk om ‘ja’ te zeggen. Gelukkig hebben ze gewacht en me nogmaals gevraagd, en toen kwam het beter uit. Ik ben er zo blij mee want het is echt heel leuk. In september is de opening”.
In mei 2023 is Oudolf onderscheiden met de Elizabeth Medal of Honor, uit handen van koning Charles III. “De Elizabeth Medal of Honor, dat is echt wel bijzonder ja, ik had er niet op gerekend. Ik dacht dat ik alles al bereikt had, maar nee toch niet.” Ik vraag hem wat voor hem zwaarder weegt: het ontvangen van deze prijs (hij is de eerste niet-Brit die deze medaille krijgt), of wanneer iemand in een van zijn tuinen of parken ten huwelijk gevraagd wordt.
“Dat soort dingen gebeuren heus wel in mijn tuinen, maar ik hoor er eigenlijk niet over. Als ik bijvoorbeeld in het stadspark in Detroit ben, zie ik veel huwelijksfoto’s gemaakt worden, dat is wel leuk.”
Romantisch als ik zelf ben, zou ik het geweldig hartverwarmend vinden als er rituelen en terugkomende bezoeken zouden ontstaan in de door mij ontworpen tuin. Als ik Piet dit voorleg, antwoordt hij dat hij toch meer een educatieve drijfveer heeft. Hij wil mensen met iets in aanraking laten komen, wat ze in hun ‘normale’ leven niet tegenkomen. Dat kan een ontmoeting zijn – iets sociaals, maar vooral hoopt hij dat ze dingen zien die ze nog nooit gezien hebben. Zoals Piet dat zelf had toen hij in aanraking kwam met Engelse tuinen. Veel mensen hebben geen tuin, dus het is fijn om zijn eigen ontwerp met hen te delen. Bovendien streeft hij ernaar dat de mensen een beter voorbeeld krijgen dan het eerste beste huis- tuin- en- keukenontwerp.

The High Line in New York zorgt voor plezier - Foto: Arthur Geesing
Ik vraag hem naar rituelen en routines. Maar nee, hij heeft niet echt een vast ritueel als hij opstart. Niet altijd ‘n rondje door de tuin met ’n koffie in de hand en daarna ontbijt, of andersom. Rondjes in de tuin maakt hij wel, maar gewoon als hij zin heeft. Soms zit zijn hoofd ergens anders. Dan gaat hij achter de computer zitten om te kijken wat er nog te doen is. En gaat aan de slag.
Na een drukke reisvolle lente heeft hij nu twee rustigere maanden. Maar hij wordt onrustig van niets doen. Dan zoekt hij wel wat om te doen, verdiept zich in dingen die hij beter kan maken, doet hij research. En de dag na ons gesprek gaat hij naar een kwekerij. En nee, dan ga je niet vragen “heb je wat nieuws?”! Met 40 jaar ervaring heb je een basiskennis van wat er is en ben je bekend met wat er verschijnt.
In Ulsan, Korea, heeft hij onlangs ook een tuin ontworpen. Ze hadden ‘m zo vaak gevraagd, maar hij wilde in eerste instantie niet. Hij voelde weerstand. Niet per se tegen Azië, maar wel tegen het klimaat. Dat het er te warm zou zijn – dat weet hij van de Piet Oudolf Garden in Tokyo. Of dat hij moet werken met planten waar hij geen verstand van had. Want dat kan en wil hij niet: het invullen met onzekere dingen. Nee, dat is niets voor hem.
Maar de Koreanen bleven hem vragen, en ze hebben ook een aantal keren zijn tuin in Hummelo bezocht.
Uiteindelijk heeft hij landschapsarchitect Bart Hoes gevraagd om erheen te gaan, en die kwam superenthousiast terug. Het soort tuinieren in Korea komt overeen met Piets filosofie. Zijn boeken zijn er vertaald, sommige zelfs al meerdere malen herdrukt. Dus hij nam de opdracht aan, maar wel in samenwerking met Bart Hoes. Het klimaat bleek goed genoeg. En het werd een groot succes. Hij werd er onthaald als een soort Hiddink, wat een belevenis. Mocht bij allemaal mensen in hun tuinen kijken. Het was ook een heel mooi gegeven, een land te zien waar je niet zo 1-2-3 op vakantie zou gaan. Hij was heel benieuwd naar de vegetatie. Het was net herfst en hij heeft er veel van de flora mogen ontdekken. Prachtig. Het is niet zo dat planten van daar niet al hier worden gekweekt hoor, hosta’s zijn een goed voorbeeld, en ook bomen uit die regio.
Fascinerend vond hij het, het Koreaanse project. Er was een pool van 100 vrijwilligers, die beheren de nieuwe tuin, aangestuurd door vakmensen. Ze moeten wel echt kennis hebben van tuinen, anders werkt het niet. Zonder vakmensen echt geen gedegen tuinonderhoud. Piet en Bart hebben een korte toelichting gegeven, over de afwatering, de aanleg, enzovoorts. Dit niveau van onderhoud is echt niet iets wat een leek zomaar kan.

De tuin van Piet Oudolf zelf in Hummelo
Tips aan leken geeft hij eigenlijk niet. Maar als we even verder praten, schudt hij er toch een heel aantal uit zijn mouw. Als ik hem vertel dat ik heel veel heb gehad aan zijn tip die ik in een eerder interview heb gelezen, dat je fouten mag maken, zegt hij: “Als dat jou zekerheid geeft, geef ik dat graag als tip mee.” En nog een tip: koop zoveel mogelijk wat leuk lijkt, plaats het, en je merkt vanzelf of het werkt of niet. Als het niet werkt, vul je dat wat niet werkt weer in met nieuwe planten en zo vergaar je kennis door het te ervaren. Inlezen kan en is goed, er is natuurlijk veel informatie aanwezig (type grond etc). En het is natuurlijk onhandig om schaduwplanten in de zon te zetten en andersom. Maar verder: probeer het zelf in je eigen tuin. Je mag fouten maken. Dat is een zekerheid. En vooral: gebruik de tuin ook als gebruikstuin. Vervul de behoefte die er is , doe wat je er leuk aan vindt. Maak een moestuin. Plantenwinkels zijn tegenwoordig natuurlijk echt een snoepwinkel, je hebt al voor € 3 leuke plantjes, geniet ervan, je ziet wel wat het wordt. Zorg dat je plezier hebt in je tuin.
En dan nog: Vragen van tuinders van Nieuw Vredelust:
De noodzaak van een boom in de tuin: Bomen en heesters zijn inderdaad belangrijk in een tuin, maar met bomen moet je wel altijd naar de maat kijken. Daar moet je echt voor oppassen. Het is inderdaad een basis, maar niet per se een must – je moet vooral ook kijken wat ‘ie doet ten opzichte van de rest eromheen. Zodat er geen competitie ontstaat met alles eronder. Ook hier gaat het weer om het samenspel.
Kunst in de tuin: Hangt heel erg af van de kunstenaar. En ook hier hangt het ook weer af van het evenwicht. Kunst moet ook op zichzelf kunnen staan en moet de tuin niet nodig hebben om mooi te zijn. Hij heeft geen hekel aan kunst, en ziet het niet als een must. Uit intuïtie weet hij wel heel erg goed wat mooi is en niet.
Meanderend pad of niet: (korte) rechte paden zijn soms ook nodig en hebben een reden. Mooi aan een meanderend pad is het veranderende perspectief. Je ziet de tuin niet van begin tot het einde; waar je bij een recht pad het einde al ziet, met het gevaar dat je daar alleen maar naar kijkt.

"Mooi aan een meanderend pad is het veranderende perspectief. Je ziet de tuin niet van begin tot het einde"
Hoe om te gaan met regen/ droogte: Zorg voor genoeg afwatering. Er bestaat natuurlijk geen plant die zonder water kan. Maar helderder gezegd: gebruik geen dorstige planten op droge plekken. Je moet kijken naar wat de planten nodig hebben (zoals gravel bij Zuid-Europese planten). En bij het water geven: doe het niet uit gewoonte om de zoveel tijd, maar kijk en beoordeel zelf wanneer en alleen daar waar het nodig is. Kijken wat de indicatoren zijn. Zo lang mogelijk wachten maar niet te lang. Hij herkent dat wel hoor, dat je wacht op een buitje dat dan uiteindelijk niet komt, en dan kan een plant het wel uitschreeuwen van de dorst. Een automatisch wateringssysteem is uit den boze. Ook omdat je dan de binding verliest met de tuin. En tegelijkertijd, ook Piet Oudolf heeft sproeiers hoor en die gaan aan als het echt nodig is.

Piet Oudolfs walhalla in Hummelo





Opmerkingen